
- Details
Op 26 november 2021 wees de Hoge Raad het – inmiddels beroemde of beruchte (het is maar aan wie je het vraagt) – “Didam-arrest” (ECLI:NL:HR:1778). In dat arrest heeft de Hoge Raad, kort gezegd, geoordeeld dat een gemeente bij gronduitgifte ook gehouden is aan het “gelijkheidsbeginsel”. Dat gelijkheidsbeginsel is een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, maar wordt door de Hoge Raad in het geval van gemeentelijke gronduitgifte zo uitgelegd dat aan (potentiële) gegadigden gelijke kansen moeten worden gegeven. De Hoge Raad verwoordde dat als volgt:
“Uit het gelijkheidsbeginsel – dat in deze context strekt tot het bieden van gelijke kansen – vloeit voort dat een overheidslichaam dat het voornemen heeft een aan hem toebehorende onroerende zaak te verkopen, ruimte moet bieden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen naar deze onroerende zaak indien er meerdere gegadigden zijn voor de aankoop van de desbetreffende onroerende zaak of redelijkerwijs te verwachten is dat er meerdere gegadigden zullen zijn. In dat geval zal het overheidslichaam met inachtneming van de hem toekomende beleidsruimte criteria moeten opstellen aan de hand waarvan de koper wordt geselecteerd. Deze criteria moeten objectief, toetsbaar en redelijk zijn.”
Hoe de door de Hoge Raad geformuleerde criteria moeten worden ingevuld, is nog niet uitgekristalliseerd, maar langzaamaan worden de eerste contouren van de invulling van de zogenaamde “Didam-criteria” zichtbaar. Er zijn inmiddels enkele uitspraken gepubliceerd, waarin de Didam-criteria aan de orde komen; en zo ook deze week.
In een kort geding bij de Rechtbank Midden-Nederland tussen een private partij en de gemeente Almere heeft de voorzieningenrechter geoordeeld over de toepassing van de Didam-criteria door diezelfde gemeente bij de verkoop van een perceel aan een woningcorporatie. Uit het vonnis van 22 augustus jl. (ECLI:NL:RBMNE:2022:3350) blijkt dat de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gemeente dat op de juiste wijze heeft gedaan. De gemeente Almere mag het betreffende perceel verkopen aan de woningcorporatie, omdat die woningcorporatie door de gemeente terecht als de enige serieuze gegadigde is aangemerkt. In een eerdere uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2022:1017) werd de gemeente Nieuwegein nog door de voorzieningenrechter op de vingers getikt, omdat die gemeente het gelijkheidsbeginsel had geschonden bij de verkoop van een aan haar toebehorend perceel. Deze uitspraken (en ook andere eerdere uitspraken) geven zowel gemeentes als private partijen die geïnteresseerd zijn in het verwerven van een onroerende zaak die eigendom is van een overheidslichaam, zoals een gemeente, wat meer houvast bij het bepalen van de eigen positie in het proces van gronduitgifte door de overheid.
Hebt u zelf te maken met gronduitgifte door de overheid en wilt u meer weten over uw positie daarin? Neem dan contact op met Daphne Buren-Baks.